Impact volgens Linda Steg: de kracht van positiviteit in de klimaatcrisis

De transitie naar de circulaire economie gaat voor een gedeelte over bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen en gebruik van duurzamere materialen. Maar uiteindelijk gaat het er ook om dat mensen in beweging komen en daadwerkelijk duurzamer gedrag gaan vertonen. Prof  dr. Linda Steg, omgevingspsycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen, doet onderzoek naar precies dat aspect van de duurzame transitie, en zag dat positiviteit en vertrouwen hier een grotere rol in spelen dan je wellicht zou verwachten.

Linda, jij bent omgevingspsycholoog. Hoe zou je het doel van de omgevingspsychologie op het gebied van duurzaamheid beschrijven?

‘’Samenvattend kijken wij wat de rol van mensen is in de circulaire economie. Wat motiveert hen om bij te dragen aan de CE, en wat houdt hen juist tegen om dat te doen. Wij richten ons hierbij op individuele, sociale en contextfactoren. Een andere belangrijke vraag is: wat maakt dat mensen nieuwe ontwikkelingen of beleid die de CE stimuleren, acceptabel vinden?’’

Kan je een voorbeeld geven van een belangrijke factor?

‘’We kijken bijvoorbeeld naar de waardes van mensen, dat wil zeggen belangrijke doelen die mensen nastreven in hun leven. Uit onderzoek blijkt dat mensen die het milieu als waarde belangrijk vinden in hun leven, meer geneigd zijn om duurzaam te handelen en dus ook bij te dragen aan de circulaire economie, dan mensen die dit minder belangrijk vinden. Dan heb je het dus over duurzaamheid als intrinsieke motivatie, dat motiveert om bij te dragen aan de CE. En dat doen mensen dan ook, ook al kost dit enige moeite of geld. Dit in tegenstelling tot wat mensen vaak verwachten van zichzelf en anderen, namelijk dat geld een van de belangrijkste factoren is om bij te dragen.

Maar we zien dat contextfactoren ook altijd meespelen in dit verhaal. Je kan heel gemotiveerd zijn om te recyclen, maar als dat niet mogelijk is in jouw buurt ga je het natuurlijk niet doen.‘’

Je kan iemands intrinsieke motivatie versterken, door iemand te herinneren aan eerder duurzaam gedrag.

Dit zijn best verschillende factoren die je noemt. Ik kan me voorstellen dat het makkelijker is om iets in de fysieke omgeving te veranderen, zoals meer recyclebakken neerzetten, dan om iemands intrinsieke motivatie aan te spreken…

‘’Waarden zijn lastig te veranderen, maar intrinsieke motivatie is wat makkelijker. Mensen doen iets omdat ze vinden dat het belangrijk is, of omdat iets bij hen als persoon past. We weten uit ons onderzoek dat mensen die zichzelf als een milieuvriendelijk persoon zien, meer milieuvriendelijk handelen.

Je kan iemands intrinsieke motivatie versterken, door iemand te herinneren aan eerder duurzaam gedrag. Als je dan terugkijkt op eerder gedrag, zoals die keer dat je wél recyclede, en denkt ‘’oh, ik ben best een duurzaam persoon’’ dan ben je meer geneigd om dat consequent door te voeren en daarna opnieuw duurzaam te handelen. Maar als ik jou ga herinneren aan al die keren dat je geen duurzaam gedrag vertoonde, kom je uit op de conclusie dat je het dus blijkbaar niet zo belangrijk vindt, en doe je het minder’’.

Het klinkt alsof mensen positief benaderen een stuk beter werkt dan op een negatieve manier, door te benadrukken wat er nog niet gedaan wordt.

‘’Zeker. Sterker nog, zo’n negatieve benadering kan zelfs een averechts effect hebben. Om een voorbeeld te geven: beleid wordt vaak gemaakt vanuit intuïtie. We hebben dat ontzettend lang gedaan in campagnes, waar we continu benadrukten dat er te weinig gebeurt en dat het hartstikke slecht gaat. Daarvan weten we nu dat dat niet goed werkt.

Een voorbeeld van hoe dat anders kan is de recente campagne van de rijksoverheid ‘’Iedereen doet wat’’. Deze is gebaseerd op het soort inzichten waar we het net over hadden. De omgevingspsycholoog die dat specifieke onderzoek heeft gedaan, Ellen van der Werff, heeft hiervoor samengewerkt met en advies gegeven aan de overheid’’

Bij Het Groene Brein, waar je al een aantal jaar lid van bent, werken we bij uitstek transdisciplinair. Zo’n samenwerking met de praktijk zoals met de overheid, doe je dat vaker?

‘’We geven vaak presentaties aan de praktijk, en in veel van onze projecten zijn mensen vanuit de praktijk betrokken. Zij helpen met onderzoeksvragen formuleren, en we koppelen onze resultaten ook snel naar hen terug zodat zij deze kunnen gaan implementeren.

Een ander concreet voorbeeld is dat ik samen met andere psychologen bijgedragen heb aan een advies dat is uitgebracht door de Raad van de Leefomgeving en Infrastructuur, over hoe beter gebruik kan worden gemaakt van gedragskennis bij het maken van beleid.’’

De vraag is: hoe motiveren we mensen om duurzaam gedrag te vertonen, hoe creëren we de juiste context waarin het gedrag aantrekkelijk en haalbaar wordt gemaakt?

De transitie naar de circulaire economie speelt zich af op veel verschillende gebieden, met verschillende thema’s en vragen. Zoek je als omgevingspsycholoog ook de samenwerking met andere wetenschappelijke disciplines op?

‘‘Zeker. Bij de transitie naar de CE gaat het nooit alleen om bijvoorbeeld technische vraagstukken. We weten technisch al wel vaak wat er mogelijk is. Maar de vraag is: hoe motiveren we mensen om dat te doen, hoe creëren we de juiste context waarin het gedrag aantrekkelijk en haalbaar wordt gemaakt? Dat zijn belangrijke vragen, dat is waar bijvoorbeeld de energietransitie nu op vastloopt, maar dat geldt net zo goed voor de circulaire economie. Daarom werken we bijvoorbeeld nauw samen met ingenieurs.

Maar we werken ook in interdisciplinaire projecten met economen, planologen, filosofen, sociologen, designers…Dat is belangrijk, want zoals je zelf al zegt: iedereen heeft een stukje van de puzzel. Die stukjes samen geven inzicht in hoe we het voor elkaar gaan krijgen.

Een voorbeeld van zo’n samenwerking is onderzoek naar de invloed van kunst op duurzaam gedrag. Een van mijn promovendi heeft samengewerkt met een kunstenaar die een installatie ontwierp met het doel om mensen meer bewust te maken van het feit dat ze een duurzaam persoon zijn. Mensen die die kunstinstallatie hebben ervaren, waren inderdaad meer gemotiveerd om te recyclen.’’

Veel van wat we net besproken hebben richt zich op het individu.  Kan je deze kennis over gedrag ook gebruiken om grotere groepen mensen aan te spreken?

‘’We doen nu veel onderzoek over hoe we groepen mensen kunnen motiveren meer duurzaam te handelen. Een belangrijke uitkomst is dat mensen onderschatten hoeveel anderen om het milieu geven, en dat kan ertoe leiden dat ze in mindere mate duurzaam handelen. Dus als je mensen vertelt dat anderen duurzaamheid ook heel belangrijk vinden, zijn ze meer geneigd om zelf duurzaam te handelen. Mensen zijn ook geneigd meer duurzaam gedrag te vertonen  wanneer het bedrijf waar ze werken duurzaamheid belangrijk vindt. Mensen zien zichzelf als onderdeel van het bedrijf en gaan daarom meer voor het klimaat doen. Wat de groep doet, heeft dus invloed op wat jij doet. Die groep kan je vriendengroep zijn, maar ook je lokale gemeenschap, een bedrijf of de overheid. Als de overheid duidelijk neerzet: dit is het duurzame doel dat we nastreven, is het ook waarschijnlijker dat mensen dat zelf ook gaan nastreven.’’

Iedereen moet tegelijkertijd in actie komen. En er bestaan al allerlei initiatieven bij verschillende partijen om dat ook echt te doen. Dát zou je zichtbaar moeten maken, zodat mensen zien dat zij niet de enige zijn die wat doen en vertrouwen krijgen in elkaar, en geloven dat er verandering mogelijk is.

Je kan mensen dus op verschillende manieren als individu of als groep aanspreken. Wat is voor de transitie naar de CE het belangrijkste?

‘’Een van de hoofdconclusies van het 1,5 graden IPCC rapport is dat we op alle fronten actie moeten ondernemen. Je kan niet zeggen ‘als de consument maar duurzame keuzes maakt komt het goed’, net zomin als ‘als de overheid duurzamer beleid voert komt het wel goed’. Iedereen moet tegelijkertijd in actie komen. En er bestaan al allerlei initiatieven bij die partijen om dat ook echt te doen. Dát zou je zichtbaar moeten maken, zodat mensen zien dat zij niet de enige zijn die wat doen en vertrouwen krijgen in elkaar, en geloven dat er verandering mogelijk is.’’

De missie van het Groene Brein, en de 160 wetenschappers die bij ons netwerk zijn aangesloten, is om de transitie naar de circulaire economie te versnellen. Maar hoe ziet die transitie er dan uit? In de reeks ‘Impact volgens…’ interviewen we een aantal van onze leden, die elk op een ander gebied en in een andere discipline aan een duurzame wereld werken. We vragen hen waarom en hoe ze impact maken, en hoe de duurzame toekomst eruit ziet.

Lees ook deze berichten

Zo maak je de transitie naar een circulaire economie

Transities zijn vaak complex en vragen veel van mensen en organisaties. Daarom publiceren de gezamenlijke provincies de Wegwijzer voor het werken aan transities: een handleiding vol tips en handvatten die professionals en bestuurders helpt met het maken van keuzes in hun transitie naar een circulaire economie.

Terugblik onderzoeksmiddag Agenda Stad

Tijdens deze onderzoeksmiddag belichten we de rol van de Onderzoeksmakelaar als verbinder tussen wetenschap en maatschappij. Lees mee over paneldiscussies, workshops en het bespreken van City Deals voor stedelijke innovatie.